Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het primair onderwijs

 

Artikel 18 Samenwerkingsverbanden
1
Het bevoegd gezag is voor elk van zijn scholen aangesloten bij een samenwerkingsverband met een of meer basisscholen en een of meer speciale scholen voor basisonderwijs. Dit samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen binnen en tussen basisscholen en in samenwerking met speciale scholen voor basisonderwijs te realiseren en wel zodanig dat zoveel mogelijk leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken.
2
De scholen die samenwerken in een samenwerkingsverband hebben tezamen ten minste 2000 leerlingen. In afwijking van de eerste volzin kunnen de scholen in een samenwerkingsverband gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren of in het eerste en derde schooljaar van 3 achtereenvolgende schooljaren tezamen minder dan 2000 leerlingen hebben. Uiterlijk met ingang van 1 augustus volgend op de in de vorige volzin bedoelde schooljaren nemen de scholen deel aan een samenwerkingsverband dat op 1 oktober daaropvolgend voldoet aan de norm van 2000 leerlingen.
3
Indien het aantal leerlingen in een samenwerkingsverband op 1 oktober minder bedraagt dan 2000 leerlingen, deelt Onze minister dit voor 1 februari daaropvolgend schriftelijk mee aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen in het samenwerkingsverband.
4
Een bevoegd gezag kan de deelname aan een samenwerkingsverband voor een school beëindigen indien
a
een regeling is getroffen met de overige bevoegde gezagsorganen ten aanzien van de financiële en personele consequenties daarvan en
b
door de beëindiging van de deelname geen aanspraken ontstaan op ontslaguitkeringen voor personeel dat werkzaam is bij de deelnemende scholen, waaronder de school waarvoor de deelname wordt beëindigd.
5
Bij de beëindiging van de deelname op grond van het vierde lid wordt een termijn van 1 jaar in acht genomen. Deze termijn geldt niet voor scholen die deelnemen aan een samenwerkingsverband dat gedurende het tweede achtereenvolgende schooljaar dan wel het tweede van 3 achtereenvolgende schooljaren niet voldoet aan de norm van 2000 leerlingen.
6
De beëindiging van de deelname aan een samenwerkingsverband en de aansluiting bij een nieuw samenwerkingsverband gaan in op 1 augustus van een schooljaar. Voor 1 oktober of in het geval, bedoeld in het vijfde lid, tweede volzin, 1 april van het daaraan voorafgaande schooljaar meldt het bevoegd gezag de beëindiging onderscheidenlijk de aansluiting aan Onze minister.
7
Onze minister kan ermee instemmen dat, in afwijking van het eerste lid, eerste volzin, van het samenwerkingsverband geen speciale school voor basisonderwijs deel uitmaakt en dat het eerste lid, tweede volzin, niet van toepassing is voor zover het betreft de samenwerking met speciale scholen voor basisonderwijs. Onze minister stemt slechts in indien
a
in een adequate onderwijskundige opvang van leerlingen wordt voorzien en de inspectie hierover een positief advies heeft uitgebracht, en
b
alle bevoegde gezagsorganen van de scholen in het samenwerkingsverband met het samenwerkingsverband waarvoor de instemming is gevraagd, instemmen.
8
Het bevoegd gezag kan per basisschool slechts deelnemen aan 1 samenwerkingsverband. Bij deelname aan meer dan één samenwerkingsverband is voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde voorschriften uitsluitend de deelname van belang aan het samenwerkingsverband waarbij voor het eerst werd aangesloten.
9
Indien een bevoegd gezag wenst deel te nemen aan een samenwerkingsverband, wordt deze deelname door de bevoegde gezagsorganen van het samenwerkingsverband niet geweigerd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •